isotopie
- iso·to·pie
- Afkomstig van het Griekse isos (zelfde) en topos (plaats).
- afgeleid van isotoop met het achtervoegsel -ie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | isotopie | isotopieën |
verkleinwoord | isotopietje | isotopietjes |
de isotopie v
- (natuurkunde), (scheikunde) het voorkomen van isotopen
- Het optreden van isotopie is eerder regel dan uitzondering: verreweg het grootste deel van de elementen komt voor in de vorm van verschillende isotopen.[1]
- (taalkunde) een onderliggende semantische eenheid van een tekst die aan de hand van bepaalde terugkerende elementen kan worden bepaald
- De enige zog. isotopie die door de hele tekst loopt, is die van het lezen en de lezer.[2]
- (wiskunde) een variëteit die een deelvariëteit op een andere deelvariëteit overvoert
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
- Het woord 'isotopie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.