insluiten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van insluiten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | insluiten | in te sluiten | ||||||||
toekomend | zullen insluiten in zullen sluiten |
te zullen insluiten in te zullen sluiten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingesloten | te hebben ingesloten | ||||||||
toekomend | ingesloten zullen hebben | ingesloten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
insluitend | ingesloten | ev. sluit in |
mv. verouderd sluit in |
sluite in (bijzin) insluite | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | sluit in | sluit in | sluit in | sluit in | sluit in | sluiten in | sluiten in | sluiten in | |||
verleden (o.v.t.) | sloot in | sloot in | sloot in | sloot in | sloot in | sloten in | sloten in | sloten in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal insluiten | zult/zal insluiten | zult/zal insluiten | zult insluiten | zal insluiten | zullen insluiten | zullen insluiten | zullen insluiten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou insluiten | zou insluiten | zou(dt) insluiten | zoudt insluiten | zou insluiten | zouden insluiten | zouden insluiten | zouden insluiten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | insluit | insluit | insluit | insluit | insluit | insluiten | insluiten | insluiten | |||
verleden (o.v.t.) | insloot | insloot | insloot | insloot | insloot | insloten | insloten | insloten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal insluiten in zal sluiten |
zult/zal insluiten in zult/zal sluiten |
zult/zal insluiten in zult/zal sluiten |
zult insluiten in zult sluiten |
zal insluiten in zal sluiten |
zullen insluiten in zullen sluiten |
zullen insluiten in zullen sluiten |
zullen insluiten in zullen sluiten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou insluiten in zou sluiten |
zou insluiten in zou sluiten |
zou(dt) insluiten in zou(dt) sluiten |
zoudt insluiten in zoudt sluiten |
zou insluiten in zou sluiten |
zouden insluiten in zouden sluiten |
zouden insluiten in zouden sluiten |
zouden insluiten in zouden sluiten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingesloten | hebt ingesloten | hebt/heeft ingesloten | hebt ingesloten | heeft ingesloten | hebben ingesloten | hebben ingesloten | hebben ingesloten | |||
verleden (v.v.t.) | had ingesloten | had ingesloten | had ingesloten | hadt ingesloten | had ingesloten | hadden ingesloten | hadden ingesloten | hadden ingesloten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingesloten hebben | zal/zult ingesloten hebben | zult/zal ingesloten hebben | zult ingesloten hebben | zal ingesloten hebben | zullen ingesloten hebben | zullen ingesloten hebben | zullen ingesloten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingesloten hebben | zou ingesloten hebben | zou/zoudt ingesloten hebben | zoudt ingesloten hebben | zou ingesloten hebben | zouden ingesloten hebben | zouden ingesloten hebben | zouden ingesloten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingesloten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingesloten | er is ingesloten | |||||||||
verleden | er werd ingesloten | er was ingesloten | |||||||||
toekomend | er zal ingesloten worden | er zal ingesloten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingesloten worden | er zou ingesloten zijn | |||||||||
lijdende vorm ingesloten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingesloten worden | ingesloten te worden | ||||||||
toekomend | ingesloten zullen worden | ingesloten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingesloten zijn | ingesloten te zijn | ||||||||
toekomend | ingesloten zullen zijn | ingesloten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingesloten | wordt ingesloten | wordt ingesloten | wordt ingesloten | wordt ingesloten | worden ingesloten | worden ingesloten | worden ingesloten | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingesloten | werd ingesloten | werd ingesloten | werdt ingesloten | werd ingesloten | werden ingesloten | werden ingesloten | werden ingesloten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingesloten worden | zult ingesloten worden | zult ingesloten worden | zult ingesloten worden | zal ingesloten worden | zullen ingesloten worden | zullen ingesloten worden | zullen ingesloten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingesloten worden | zou ingesloten worden | zou/zoudt ingesloten worden | zoudt ingesloten worden | zou ingesloten worden | zouden ingesloten worden | zouden ingesloten worden | zouden ingesloten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingesloten | bent ingesloten | bent/is ingesloten | zijt ingesloten | is ingesloten | zijn ingesloten | zijn ingesloten | zijn ingesloten | |||
verleden (v.v.t.) | was ingesloten | was ingesloten | was ingesloten | waart ingesloten | was ingesloten | waren ingesloten | waren ingesloten | waren ingesloten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingesloten zijn | zult ingesloten zijn | zult ingesloten zijn | zult ingesloten zijn | zal ingesloten zijn | zullen ingesloten zijn | zullen ingesloten zijn | zullen ingesloten zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingesloten zijn | zou ingesloten zijn | zou/zoudt ingesloten zijn | zoudt ingesloten zijn | zou ingesloten zijn | zouden ingesloten zijn | zouden ingesloten zijn | zouden ingesloten zijn |