• in·le·ve·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inleveren
leverde in
ingeleverd
zwak -d volledig

inleveren overgankelijk

  1. afstand doen van koopkracht of van een deel van het inkomen
    • Iedereen moest inleveren na de fusie behalve de bedrijfstop die zijn zakken goed kon vullen 
  2. afgeven op een daarvoor bestemde plaats of bij een daartoe aangewezen persoon
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be