leverbaar
- le·ver·baar
- Naamwoord van handeling van leveren met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | leverbaar | leverbaarder | leverbaarst |
verbogen | leverbare | leverbaardere | leverbaarste |
partitief | leverbaars | leverbaarders | - |
leverbaar
- als iets aan een klant verkocht kan worden
- Steeds meer medicijnen zijn korte of lange tijd niet leverbaar. In 2015 was aan 625 middelen enige tijd een tekort, zo schrijft apothekersorganisatie KNMP maandag op haar website. Het aantal keren dat een medicijn niet beschikbaar was, lag daarmee vier keer hoger dan in 2010. [1]
- Het woord leverbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leverbaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Joost Pijpker NRC 18 januari 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be