• in·le·ve·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord inlevering inleveringen
verkleinwoord

de inleveringv

  1. de keer dat men goederen ergens (terug) brengt
     Tegen inlevering van zijn fiets kreeg hij een karabijn, munitie, een helm en een Amerikaans jack. Hij stapte in een van de kleine bootjes die de Waal over gingen. "Eenmaal op de rivier werd je van alle kanten beschoten. Het was de hel die losbarstte", herinnert hij zich.[2]
     De rappers van de Haagse groep Strictly Family Business (SFB) die in Suriname vastzitten, komen voorlopig niet vrij. Een verzoek van hun advocaten om ze met inlevering van hun paspoort tijdelijk in vrijheid te stellen, is door de rechter afgewezen. De rechter vindt dat het vluchtgevaar te groot is.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Nijmegen herdenkt Waaloversteek” (21-09-2014), NOS
  3.   Weblink bron “Rappers SFB voorlopig niet vrij: 'is er een vluchtplan gevonden?'” (19-01-2017), NOS