inkochelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van inkochelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inkochelen | in te kochelen | ||||||||
toekomend | zullen inkochelen in zullen kochelen |
te zullen inkochelen in te zullen kochelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingekocheld | te hebben ingekocheld | ||||||||
toekomend | ingekocheld zullen hebben | ingekocheld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inkochelend | ingekocheld | ev. kochel in |
mv. verouderd kochelt in |
kochele in (bijzin) inkochele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | kochel in | kochelt in | kochelt in | kochelt in | kochelt in | kochelen in | kochelen in | kochelen in | |||
verleden (o.v.t.) | kochelde in | kochelde in | kochelde in | kochelde in | kochelde in | kochelden in | kochelden in | kochelden in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inkochelen | zult/zal inkochelen | zult/zal inkochelen | zult inkochelen | zal inkochelen | zullen inkochelen | zullen inkochelen | zullen inkochelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inkochelen | zou inkochelen | zou(dt) inkochelen | zoudt inkochelen | zou inkochelen | zouden inkochelen | zouden inkochelen | zouden inkochelen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inkochel | inkochelt | inkochelt | inkochelt | inkochelt | inkochelen | inkochelen | inkochelen | |||
verleden (o.v.t.) | inkochelde | inkochelde | inkochelde | inkochelde | inkochelde | inkochelden | inkochelden | inkochelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inkochelen in zal kochelen |
zult/zal inkochelen in zult/zal kochelen |
zult/zal inkochelen in zult/zal kochelen |
zult inkochelen in zult kochelen |
zal inkochelen in zal kochelen |
zullen inkochelen in zullen kochelen |
zullen inkochelen in zullen kochelen |
zullen inkochelen in zullen kochelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inkochelen in zou kochelen |
zou inkochelen in zou kochelen |
zou(dt) inkochelen in zou(dt) kochelen |
zoudt inkochelen in zoudt kochelen |
zou inkochelen in zou kochelen |
zouden inkochelen in zouden kochelen |
zouden inkochelen in zouden kochelen |
zouden inkochelen in zouden kochelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingekocheld | hebt ingekocheld | hebt/heeft ingekocheld | hebt ingekocheld | heeft ingekocheld | hebben ingekocheld | hebben ingekocheld | hebben ingekocheld | |||
verleden (v.v.t.) | had ingekocheld | had ingekocheld | had ingekocheld | hadt ingekocheld | had ingekocheld | hadden ingekocheld | hadden ingekocheld | hadden ingekocheld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingekocheld hebben | zal/zult ingekocheld hebben | zult/zal ingekocheld hebben | zult ingekocheld hebben | zal ingekocheld hebben | zullen ingekocheld hebben | zullen ingekocheld hebben | zullen ingekocheld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingekocheld hebben | zou ingekocheld hebben | zou/zoudt ingekocheld hebben | zoudt ingekocheld hebben | zou ingekocheld hebben | zouden ingekocheld hebben | zouden ingekocheld hebben | zouden ingekocheld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingekocheld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingekocheld | er is ingekocheld | |||||||||
verleden | er werd ingekocheld | er was ingekocheld | |||||||||
toekomend | er zal ingekocheld worden | er zal ingekocheld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingekocheld worden | er zou ingekocheld zijn | |||||||||
lijdende vorm ingekocheld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingekocheld worden | ingekocheld te worden | ||||||||
toekomend | ingekocheld zullen worden | ingekocheld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingekocheld zijn | ingekocheld te zijn | ||||||||
toekomend | ingekocheld zullen zijn | ingekocheld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingekocheld | wordt ingekocheld | wordt ingekocheld | wordt ingekocheld | wordt ingekocheld | worden ingekocheld | worden ingekocheld | worden ingekocheld | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingekocheld | werd ingekocheld | werd ingekocheld | werdt ingekocheld | werd ingekocheld | werden ingekocheld | werden ingekocheld | werden ingekocheld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingekocheld worden | zult ingekocheld worden | zult ingekocheld worden | zult ingekocheld worden | zal ingekocheld worden | zullen ingekocheld worden | zullen ingekocheld worden | zullen ingekocheld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingekocheld worden | zou ingekocheld worden | zou/zoudt ingekocheld worden | zoudt ingekocheld worden | zou ingekocheld worden | zouden ingekocheld worden | zouden ingekocheld worden | zouden ingekocheld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingekocheld | bent ingekocheld | bent/is ingekocheld | zijt ingekocheld | is ingekocheld | zijn ingekocheld | zijn ingekocheld | zijn ingekocheld | |||
verleden (v.v.t.) | was ingekocheld | was ingekocheld | was ingekocheld | waart ingekocheld | was ingekocheld | waren ingekocheld | waren ingekocheld | waren ingekocheld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingekocheld zijn | zult ingekocheld zijn | zult ingekocheld zijn | zult ingekocheld zijn | zal ingekocheld zijn | zullen ingekocheld zijn | zullen ingekocheld zijn | zullen ingekocheld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingekocheld zijn | zou ingekocheld zijn | zou/zoudt ingekocheld zijn | zoudt ingekocheld zijn | zou ingekocheld zijn | zouden ingekocheld zijn | zouden ingekocheld zijn | zouden ingekocheld zijn |