• hy·gië·ne, hy·gi·ene
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gezondheidsleer’ voor het eerst aangetroffen in 1642 [1]
  • Afkomstig van het Griekse 'hygieia' υγιεινή [2].
enkelvoud meervoud
naamwoord hygiëne -
verkleinwoord - -
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]