hybridiseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van hybridiseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | hybridiseren | te hybridiseren | ||||||||
toekomend | zullen hybridiseren | te zullen hybridiseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gehybridiseerd | te hebben gehybridiseerd | ||||||||
toekomend | gehybridiseerd zullen hebben | gehybridiseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
hybridiserend | gehybridiseerd | ev. hybridiseer |
mv. verouderd hybridiseert |
hybridisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | hybridiseer | hybridiseert | hybridiseert | hybridiseert | hybridiseert | hybridiseren | hybridiseren | hybridiseren | |||
verleden (o.v.t.) | hybridiseerde | hybridiseerde | hybridiseerde | hybridiseerde | hybridiseerde | hybridiseerden | hybridiseerden | hybridiseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal hybridiseren | zult/zal hybridiseren | zult/zal hybridiseren | zult hybridiseren | zal hybridiseren | zullen hybridiseren | zullen hybridiseren | zullen hybridiseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou hybridiseren | zou hybridiseren | zou(dt) hybridiseren | zoudt hybridiseren | zou hybridiseren | zouden hybridiseren | zouden hybridiseren | zouden hybridiseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gehybridiseerd | hebt gehybridiseerd | hebt/heeft gehybridiseerd | hebt gehybridiseerd | heeft gehybridiseerd | hebben gehybridiseerd | hebben gehybridiseerd | hebben gehybridiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gehybridiseerd | had gehybridiseerd | had gehybridiseerd | hadt gehybridiseerd | had gehybridiseerd | hadden gehybridiseerd | hadden gehybridiseerd | hadden gehybridiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gehybridiseerd hebben | zal/zult gehybridiseerd hebben | zult/zal gehybridiseerd hebben | zult gehybridiseerd hebben | zal gehybridiseerd hebben | zullen gehybridiseerd hebben | zullen gehybridiseerd hebben | zullen gehybridiseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gehybridiseerd hebben | zou gehybridiseerd hebben | zou/zoudt gehybridiseerd hebben | zoudt gehybridiseerd hebben | zou gehybridiseerd hebben | zouden gehybridiseerd hebben | zouden gehybridiseerd hebben | zouden gehybridiseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gehybridiseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gehybridiseerd | er is gehybridiseerd | |||||||||
verleden | er werd gehybridiseerd | er was gehybridiseerd | |||||||||
toekomend | er zal gehybridiseerd worden | er zal gehybridiseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gehybridiseerd worden | er zou gehybridiseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gehybridiseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gehybridiseerd worden | gehybridiseerd te worden | ||||||||
toekomend | gehybridiseerd zullen worden | gehybridiseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gehybridiseerd zijn | gehybridiseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gehybridiseerd zullen zijn | gehybridiseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gehybridiseerd | wordt gehybridiseerd | wordt gehybridiseerd | wordt gehybridiseerd | wordt gehybridiseerd | worden gehybridiseerd | worden gehybridiseerd | worden gehybridiseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gehybridiseerd | werd gehybridiseerd | werd gehybridiseerd | werdt gehybridiseerd | werd gehybridiseerd | werden gehybridiseerd | werden gehybridiseerd | werden gehybridiseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gehybridiseerd worden | zult gehybridiseerd worden | zult gehybridiseerd worden | zult gehybridiseerd worden | zal gehybridiseerd worden | zullen gehybridiseerd worden | zullen gehybridiseerd worden | zullen gehybridiseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gehybridiseerd worden | zou gehybridiseerd worden | zou/zoudt gehybridiseerd worden | zoudt gehybridiseerd worden | zou gehybridiseerd worden | zouden gehybridiseerd worden | zouden gehybridiseerd worden | zouden gehybridiseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gehybridiseerd | bent gehybridiseerd | bent/is gehybridiseerd | zijt gehybridiseerd | is gehybridiseerd | zijn gehybridiseerd | zijn gehybridiseerd | zijn gehybridiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gehybridiseerd | was gehybridiseerd | was gehybridiseerd | waart gehybridiseerd | was gehybridiseerd | waren gehybridiseerd | waren gehybridiseerd | waren gehybridiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gehybridiseerd zijn | zult gehybridiseerd zijn | zult gehybridiseerd zijn | zult gehybridiseerd zijn | zal gehybridiseerd zijn | zullen gehybridiseerd zijn | zullen gehybridiseerd zijn | zullen gehybridiseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gehybridiseerd zijn | zou gehybridiseerd zijn | zou/zoudt gehybridiseerd zijn | zoudt gehybridiseerd zijn | zou gehybridiseerd zijn | zouden gehybridiseerd zijn | zouden gehybridiseerd zijn | zouden gehybridiseerd zijn |