• hur·tig
  • Afkomstig van het Duitse woord hurtig
  • Deense bijvoeglijk-naamwoordsvorm met het achtervoegsel -ig
Naar frequentie 1245
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud hurtig hurtigere hurtigst
o enkelvoud hurtigt
meervoud hurtige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
hurtige hurtigere hurtigste

hurtig

  1. snel


  • hur·tig
  • Afkomstig van het Duitse woord hurtig
  • Noorse bijvoeglijk-naamwoordsvorm met het achtervoegsel -ig
Naar frequentie 4946
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud hurtig hurtigere hurtigst
o enkelvoud hurtig
meervoud hurtige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
hurtige hurtigere hurtigste

hurtig

  1. haastig, hard, onbezonnen, rad, rap, ras, snel, spoedig, vlot, vlug

hurtig

  1. gauw, gezwind, prompt, snel, spoedig, vlug


  • hur·tig
  • Afkomstig van het Duitse woord hurtig
  • Nynorske bijvoeglijk-naamwoordsvorm met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud hurtig hurtigare hurtigast
o enkelvoud hurtig
meervoud hurtige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
hurtige hurtigare hurtigaste

hurtig

  1. haastig, hard, onbezonnen, rad, rap, ras, snel, spoedig, vlot, vlug

hurtig

  1. gauw, gezwind, prompt, snel, spoedig, vlug