langsam

  1. langzaam
    «Eine Schnecke bewegt sich im Vergleich zu einem Verkehrsflugzeug sehr langsam
    Een slak beweegt zich in vergelijking met een vliegtuig zeer langzaam.


  • lang·sam
  • Afkomstig uit het Nederduitse.
  • Afgeleid van het Noorse naamwoord lang met het achtervoegsel -sam.

langsam

  1. langzaam
  2. langdurig, saai
    «Det er langsamt å vere aleine.»
    Het is saai alleen te zijn.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud langsam langsamare langsamast
o enkelvoud langsam
meervoud langsamt
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
langsame langsamare langsamaste
  • [1]: en langsame rørsler
langzame bewegingen
  • [1]: langsom kino
een vertraagde film
een slow motion