• lang·du·rig
  • Samenstellende afleiding van lang en duur met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen langdurig langduriger langdurigst
verbogen langdurige langdurigere langdurigste
partitief langdurigs langdurigers -

langdurig

  1. een lange tijd durend.
    • Het was een langdurige periode van regenval. 
     Toen ik zei dat ik helaas nog niet wist hoelang ik van plan was te blijven en dat ik hoopte dat dat geen probleem zou zijn, wuifde hij mijn zorgen weg met een elegant handgebaar en bezwoer hij mij dat het een eer was voor het etablissement en een persoonlijk genoegen voor hemzelf om mij als gast te mogen beschouwen en dat hij alleen maar kon wensen dat deze vreugde langdurig zou mogen zijn.[1]
     Natuurlijk had ik ook tot mijn pensioen kunnen wachten, maar ik wilde het nu. Het idee om een lange tijd alleen door te brengen trok mij enorm aan, maar vond ik tegelijkertijd doodeng omdat ik geen ervaring had met langdurig alleen zijn.[2]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 14
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be