Het largo gespeelde 'Catacombae (Sepulcrum Romanum)' uit Schilderijen van een tentoonstelling op Wikipedia.
  • lar·go
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: zeer langzaam’ voor het eerst aangetroffen in 1751 [1]
  • van Italiaans largo [2][3]

largo

  1. (muziek) heel langzaam gespeeld zodat het gedragen klinkt
  2. (verouderd) breedvoerig
enkelvoud meervoud
naamwoord largo largo's
verkleinwoord largootje largootjes

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

het largoo

  1. (muziek) muziekstuk of deel daarvan dat heel langzaam gespeeld moet worden
    • De achtste scène, die Marie en Wozzeck weer tezamen ten tonele voert, is een lyrisch largo voor kamerorkest, en de negende scène, waarin Wozzeck Marie met den tamboer-majoor ziet dansen, is in de liedvorm geschreven. [4]
54 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[5]


IPA: /'laɾ.go/

  • lar·go
enkelvoud meervoud
largo largos

largo m

  1. lengte
  enkelvoud meervoud
mannelijk largo largos
vrouwelijk larga largas

largo

  1. lang
  2. langdurig
  3. ruim
  4. veel
vervoeging van
largar

largo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van largar
vervoeging van
largarse

largo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van largarse