hoogachten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van hoogachten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | hoogachten | hoog te achten | ||||||||
toekomend | zullen hoogachten hoog zullen achten |
te zullen hoogachten hoog te zullen achten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben hooggeacht | te hebben hooggeacht | ||||||||
toekomend | hooggeacht zullen hebben | hooggeacht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
hoogachtend | hooggeacht | ev. acht hoog |
mv. verouderd acht hoog |
achte hoog (bijzin) hoogachte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | acht hoog | acht hoog | acht hoog | acht hoog | acht hoog | achten hoog | achten hoog | achten hoog | |||
verleden (o.v.t.) | achtte hoog | achtte hoog | achtte hoog | achtte hoog | achtte hoog | achtten hoog | achtten hoog | achtten hoog | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal hoogachten | zult/zal hoogachten | zult/zal hoogachten | zult hoogachten | zal hoogachten | zullen hoogachten | zullen hoogachten | zullen hoogachten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou hoogachten | zou hoogachten | zou(dt) hoogachten | zoudt hoogachten | zou hoogachten | zouden hoogachten | zouden hoogachten | zouden hoogachten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | hoogacht | hoogacht | hoogacht | hoogacht | hoogacht | hoogachten | hoogachten | hoogachten | |||
verleden (o.v.t.) | hoogachtte | hoogachtte | hoogachtte | hoogachtte | hoogachtte | hoogachtten | hoogachtten | hoogachtten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal hoogachten hoog zal achten |
zult/zal hoogachten hoog zult/zal achten |
zult/zal hoogachten hoog zult/zal achten |
zult hoogachten hoog zult achten |
zal hoogachten hoog zal achten |
zullen hoogachten hoog zullen achten |
zullen hoogachten hoog zullen achten |
zullen hoogachten hoog zullen achten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou hoogachten hoog zou achten |
zou hoogachten hoog zou achten |
zou(dt) hoogachten hoog zou(dt) achten |
zoudt hoogachten hoog zoudt achten |
zou hoogachten hoog zou achten |
zouden hoogachten hoog zouden achten |
zouden hoogachten hoog zouden achten |
zouden hoogachten hoog zouden achten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb hooggeacht | hebt hooggeacht | hebt/heeft hooggeacht | hebt hooggeacht | heeft hooggeacht | hebben hooggeacht | hebben hooggeacht | hebben hooggeacht | |||
verleden (v.v.t.) | had hooggeacht | had hooggeacht | had hooggeacht | hadt hooggeacht | had hooggeacht | hadden hooggeacht | hadden hooggeacht | hadden hooggeacht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal hooggeacht hebben | zal/zult hooggeacht hebben | zult/zal hooggeacht hebben | zult hooggeacht hebben | zal hooggeacht hebben | zullen hooggeacht hebben | zullen hooggeacht hebben | zullen hooggeacht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou hooggeacht hebben | zou hooggeacht hebben | zou/zoudt hooggeacht hebben | zoudt hooggeacht hebben | zou hooggeacht hebben | zouden hooggeacht hebben | zouden hooggeacht hebben | zouden hooggeacht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm hooggeacht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt hooggeacht | er is hooggeacht | |||||||||
verleden | er werd hooggeacht | er was hooggeacht | |||||||||
toekomend | er zal hooggeacht worden | er zal hooggeacht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou hooggeacht worden | er zou hooggeacht zijn | |||||||||
lijdende vorm hooggeacht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | hooggeacht worden | hooggeacht te worden | ||||||||
toekomend | hooggeacht zullen worden | hooggeacht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hooggeacht zijn | hooggeacht te zijn | ||||||||
toekomend | hooggeacht zullen zijn | hooggeacht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word hooggeacht | wordt hooggeacht | wordt hooggeacht | wordt hooggeacht | wordt hooggeacht | worden hooggeacht | worden hooggeacht | worden hooggeacht | |||
verleden (o.v.t.) | werd hooggeacht | werd hooggeacht | werd hooggeacht | werdt hooggeacht | werd hooggeacht | werden hooggeacht | werden hooggeacht | werden hooggeacht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal hooggeacht worden | zult hooggeacht worden | zult hooggeacht worden | zult hooggeacht worden | zal hooggeacht worden | zullen hooggeacht worden | zullen hooggeacht worden | zullen hooggeacht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou hooggeacht worden | zou hooggeacht worden | zou/zoudt hooggeacht worden | zoudt hooggeacht worden | zou hooggeacht worden | zouden hooggeacht worden | zouden hooggeacht worden | zouden hooggeacht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben hooggeacht | bent hooggeacht | bent/is hooggeacht | zijt hooggeacht | is hooggeacht | zijn hooggeacht | zijn hooggeacht | zijn hooggeacht | |||
verleden (v.v.t.) | was hooggeacht | was hooggeacht | was hooggeacht | waart hooggeacht | was hooggeacht | waren hooggeacht | waren hooggeacht | waren hooggeacht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal hooggeacht zijn | zult hooggeacht zijn | zult hooggeacht zijn | zult hooggeacht zijn | zal hooggeacht zijn | zullen hooggeacht zijn | zullen hooggeacht zijn | zullen hooggeacht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou hooggeacht zijn | zou hooggeacht zijn | zou/zoudt hooggeacht zijn | zoudt hooggeacht zijn | zou hooggeacht zijn | zouden hooggeacht zijn | zouden hooggeacht zijn | zouden hooggeacht zijn |