hoogachten
- Geluid: hoogachten (hulp, bestand)
- hoog·ach·ten
- samenstelling van hoog en achten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hoogachten |
achtte hoog |
hooggeacht |
zwak -t | volledig |
hoogachten
- overgankelijk in hoog aanzien houden
- Hij werd door eenieder hooggeacht.
- respecteren, achten, achting hebben voor, achting toedragen, eerbiedigen, ontzien, vereren, goedachten, misachten
- Het woord hoogachten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoogachten" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be