• hoog·acht
vervoeging van
hoogachten

hoogacht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoogachten
    • ... dat ik hoogacht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoogachten
    • ... dat jij hoogacht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoogachten
    • ... dat hij hoogacht.