• IPA: /ɦlɔʊ̯pka/
  • hloub·ka

hloubka v

  1. diepte; de mate waarin iets verticaal diep is
    «Kanál má přibližně obdélníkový profil o šířce 7 m a hloubce cca 1,5 m.»
    Het kanaal heeft bij benadering een rechthoekig profiel met een breedte van 7 m en een diepte van ongeveer 1,5 m.
  2. diepte; bijzonder laag gelegen plaats, gewoonlijk onder de waterspiegel
  3. diepte; de mate waarin iets horizontaal diep is
    «Provedení půdy a pozadí věnováno málo péče, obraz má nápadně malou hloubku
    Aan de uitvoering van de bodem en achtergrond was weinig zorg gewijd, het schilderij heeft een opvallend kleine diepte.
  4. (figuurlijk) diepte; een rijke abstracte inhoud
    «Z románu je na první pohled patrná myšlenková hloubka
    In de roman is op het eerste gezicht de intellectuele diepte merkbaar.
  5. (muziek) een karakteristieke toon met een lage frequentie; tegengesteld aan toonhoogte
    «Též víme, že od množství přeryvů těch závisí výška a hloubka zvuku.»
    We weten ook, dat de hoogte en diepte van het geluid afhangt van de hoeveelheid onderbrekingen.
  1. hlubokost v, hloub
  2. hlubina v, hloub
  1. mělčina v
  2. mělkost v, povrchnost v
  3. výška v