• heug·lijk
  • Afgeleid van heug (vreugde) met het achtervoegsel -lijk. De betekenis "gedenkenswaardig" is ontstaan onder invloed van geheugen. Stamverwant is ook zich verheugen.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen heuglijk heuglijker heuglijkst
verbogen heuglijke heuglijkere heuglijkste
partitief heuglijks heuglijkers -

heuglijk

  1. blij makend, verheugend
    • Bij de geboorte van Thomas kwam zijn vader me het heuglijke nieuws hoogstpersoonlijk brengen. 
  2. onvergetelijk, gedenkwaardig
    • De val van de Berlijnse Muur is nog steeds een heuglijke herinnering voor vele Berlijners. 

heuglijk nieuws

  • verblijdend nieuws

een heuglijke tijding

  • een aangenaam bericht
93 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be