• be·droe·vend
vervoeging van: bedroeven
verbogen vorm: bedroevende

bedroevend

  1. onvoltooid deelwoord van bedroeven


stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bedroevend bedroevender bedroevendst
verbogen bedroevende bedroevendere bedroevendste
partitief bedroevends bedroevenders -

bedroevend

  1. van iets dat men er droevig van wordt; van iets dat men er zich voor schaamt
    • Haar kritiek op de voordracht van Louis Koopman uit Borculo en Arja ten Thije uit Enschede was niet persoonlijk, benadrukte de Annette Nijhuis (LH), die donderdag haar wethouderspositie inruilde voor een zetel in de raad. „Maar het baart ons zorgen dat twee van de drie wethouders van buiten komen. Wij vinden dit een bedroevende vertoning naar de bevolking toe.” [1] 
    • RTL 4 beleefde helemaal een bedroevende avond. De tweede zender van Nederland kwam op de broeierige lenteavond niet boven de 400.000 kijkers uit. Professor Nicolai en dr. Beckand, de populair-wetenschappelijke show van Ruben Nicolai en Tijl Beckand, moest op primetime genoegen nemen met slechts 300.000 kijkers. [2] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]