• on·heug·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onheuglijk onheuglijker onheuglijkst
verbogen onheuglijke onheuglijkere onheuglijkste
partitief onheuglijks onheuglijkers -

onheuglijk

  1. zo lang gelden dat er geen herinneringen meer aan zijn
    • Zoals elk jaar zal er op een openbaar plein van zijn stad een levende kerststal staan, ‘waar altijd heel veel mensen naartoe komen’. ‘Deze traditie, zoals zovele andere, stamt uit onheuglijke tijden en behoort tot het patrimonium van de Fransen, ongeacht hun persoonlijke overtuigingen, net zoals de schilderkunst, de muziek of de beeldhouwkunst die door de Bijbel geïnspireerd zijn’, aldus de burgervader. Republiek of niet, het verleden van Frankrijk, la fille aînée de l’église, is inderdaad vervlochten met het christendom, en dat willen uitvlakken werkt averechts bij veel Fransen. [1] 
    • Weliswaar heeft de partij-in-kwestie al eens in deze rubriek afgedrukt gestaan, maar dat was zo onheuglijk veel jaren geleden dat herplaatsing mij desondanks wenselijk, ja onvermijdelijk lijkt. [2] 
  • sedert onheugelijke tijden
sinds zeer lange tijd
89 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]
  1. de Standaard 07 DECEMBER 2015 Mia Doornaert
  2. Volkskrant Ton Sijbrands 25 maart 2000
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be