heten
- Geluid: heten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhetə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /'ɦe.tə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /'ɦe.tə(n)/
- (Limburg): /'he.tə(n)/
- he·ten
- In de betekenis van ‘de naam dragen’ voor het eerst aangetroffen in 1200.[1]
- [A]: Uit Middelnederlands hēten, heeten, ontwikkeld uit Oergermaans *haitan-, misschien bij een Indo-Europees wortel *ḱeid-, waartoe ook Ossetisch sidyn ~ sedun ‘roepen’ zou kunnen behoren.[2][3] Evenals o.a. Nederduits heten, Duits heißen en Fries hjitte ‘bevelen’, hite ‘heten’.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
heten /'ɦe.tə(n)/ |
heette (verouderd) hiet /'ɦe.tə/ |
geheten /ɣə.'ɦe.tə(n)/ |
zwak -t
gemengd
|
volledig |
[A] heten [4]
- koppelwerkwoord op een bepaalde wijze genoemd worden
- zelfstandig werkwoord in de betekenis 'de naam hebben'.
- Hij heet Jan.
- ▸ Het was altijd een feest als ik op een kleine waterbron recht uit de berg stuitte. Dit frisse water uit de ondergrondse meren (aquifers geheten) dronk ik direct uit de berg, zonder het te hoeven filteren.[5]
- ▸ Ze heette heel toepasselijk Jetfighter en alle standaardvragen passeerden de revue: ‘waar kom je vandaan’, ‘wanneer ben je begonnen?’ en ‘hoeveel liter neem je mee?’.[5]
- koppelwerkwoord een bepaalde reputatie hebben
- Hij heet een goede leerling [te zijn].
- Het heet, dat...
Er wordt (al dan niet terecht) aangenomen dat iets het geval is
1. de naam dragen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
heten /'ɦe.tə(n)/ |
heette /'ɦe.tə/ |
geheet |
zwak -t | volledig |
[B] heten [6]
- overgankelijk heet maken
- Het woord heten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ "heten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ heten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Kroonen, Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013; blz. 202
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ 5,0 5,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord | |
enkelvoud | meervoud | ||
hēten | hiet | hieten | geheten |
klasse 7 | volledig |
hēten
- heten
- opdragen, bevelen
- «Doe bat hem die coninc ende hiet
Dat hi blidelike voere.[1]»- Toen verzocht de koning hem en droeg hem op
om op te monteren.
- Toen verzocht de koning hem en droeg hem op
- «Doe bat hem die coninc ende hiet
- ↑ 490-491 Floris ende Blancefloer