heette
- heet·te
vervoeging van |
---|
heten |
heette
- enkelvoud verleden tijd van heten
- Ik heette.
- Jij heette.
- Hij, zij, het heette.
- Ik heette.
- ▸ Ze heette heel toepasselijk Jetfighter en alle standaardvragen passeerden de revue: ‘waar kom je vandaan’, ‘wanneer ben je begonnen?’ en ‘hoeveel liter neem je mee?’.[1]
- Het woord heette staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers