• hit·te
  • In de betekenis van ‘sterke warmte’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Afgeleid van heet met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hitte
verkleinwoord

de hittev

  1. overdreven warmte
     Wat was het heet. Nog nooit had ik dit soort temperaturen meegemaakt. Deze extreme hitte vormde een reëel gevaar.[3]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]