heat
- heat
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘manche’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1968 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heat | heats |
verkleinwoord | - | - |
de heat m
- Het woord heat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heat" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "heat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ heat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Naar frequentie | 1727 |
---|
enkelvoud | meervoud |
---|---|
heat | heats |
heat
- hitte
- «This heat is stiffling.»
- Deze hitte is verstikkend/om van te stikken.
- «This heat is stiffling.»
- (thermodynamica) warmte
- «Add the flour, stirring constantly, and cook on medium-low heat for 1 minute as the mixture forms a paste.»
- Voeg onder voortdurend roeren de bloem toe en kook het bij middellage warmte gedurende 1 minuut tot het mengsel crèmeachtig wordt.
- «Add the flour, stirring constantly, and cook on medium-low heat for 1 minute as the mixture forms a paste.»
- (sport) voorwedstrijd
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to heat |
he/she/it | heats |
verleden tijd | heated |
voltooid deelwoord |
heated |
onvoltooid deelwoord |
heating |
gebiedende wijs | heat |
heat
- onovergankelijk warm worden
- onovergankelijk opgewonden raken
- overgankelijk opwarmen [2], verhitten, verwarmen
- overgankelijk kwaad maken, tot woede drijven