• ver·war·men
  • Afgeleid van warm met het voorvoegsel ver- met het achtervoegsel -en of afgeleid van warmen met het voorvoegsel ver-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwarmen
verwarmde
verwarmd
zwak -d volledig

verwarmen

  1. overgankelijk iets warm maken
     Zijn oude wolfshuid kwam goed van pas wanneer het werk in de pikzwarte ochtend begon met het verwarmen van het hout.[1]
     Als ze de stammen te veel verwarmden, zodat er kokend sap en hars naar buiten begon te dringen, werden de houtvezels te zacht en konden ze de bouten niet meer vastzetten, het was alsof je schroeven in een spons drukte.[1]
  2. wederkerend zich ~ : zich opwarmen
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. 1,0 1,1
    Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be