• zo·mer·hit·te
enkelvoud meervoud
naamwoord zomerhitte
verkleinwoord

de zomerhittev

  1. (meteorologie) de warmte in de zomer
    • Wij genoten van de zomerhitte na de lange en koude winter. 
    • De zomerhitte en de winterkoude zijn niet zo gezond voor kwetsbare ouderen.