grootzeil
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- groot·zeil
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van groot en zeil
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grootzeil | grootzeilen |
verkleinwoord | grootzeiltje | grootzeiltjes |
Zelfstandig naamwoord
het grootzeil o
- (scheepvaart) in de klassieke zeilvaart de onderste, grootste zeil aan de grote mast
- (scheepvaart) in de moderne zeilvaart het zeil bevestigd met het voorlijk aan de achterkant van de (grootste) mast
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. in de klassieke zeilvaart de onderste, grootste zeil aan de grote mast
2. in de moderne zeilvaart het zeil bevestigd met het voorlijk aan de achterkant van de (grootste) mast
Gangbaarheid
- Het woord grootzeil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grootzeil" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be