grondvesten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van grondvesten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | grondvesten | te grondvesten | ||||||||
toekomend | zullen grondvesten | te zullen grondvesten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gegrondvest | te hebben gegrondvest | ||||||||
toekomend | gegrondvest zullen hebben | gegrondvest te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
grondvestend | gegrondvest | ev. grondvest |
mv. verouderd grondvest |
grondveste | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | grondvest | grondvest | grondvest | grondvest | grondvest | grondvesten | grondvesten | grondvesten | |||
verleden (o.v.t.) | grondvestte | grondvestte | grondvestte | grondvestte | grondvestte | grondvestten | grondvestten | grondvestten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal grondvesten | zult/zal grondvesten | zult/zal grondvesten | zult grondvesten | zal grondvesten | zullen grondvesten | zullen grondvesten | zullen grondvesten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou grondvesten | zou grondvesten | zou(dt) grondvesten | zoudt grondvesten | zou grondvesten | zouden grondvesten | zouden grondvesten | zouden grondvesten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gegrondvest | hebt gegrondvest | hebt/heeft gegrondvest | hebt gegrondvest | heeft gegrondvest | hebben gegrondvest | hebben gegrondvest | hebben gegrondvest | |||
verleden (v.v.t.) | had gegrondvest | had gegrondvest | had gegrondvest | hadt gegrondvest | had gegrondvest | hadden gegrondvest | hadden gegrondvest | hadden gegrondvest | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gegrondvest hebben | zal/zult gegrondvest hebben | zult/zal gegrondvest hebben | zult gegrondvest hebben | zal gegrondvest hebben | zullen gegrondvest hebben | zullen gegrondvest hebben | zullen gegrondvest hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gegrondvest hebben | zou gegrondvest hebben | zou/zoudt gegrondvest hebben | zoudt gegrondvest hebben | zou gegrondvest hebben | zouden gegrondvest hebben | zouden gegrondvest hebben | zouden gegrondvest hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gegrondvest worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gegrondvest | er is gegrondvest | |||||||||
verleden | er werd gegrondvest | er was gegrondvest | |||||||||
toekomend | er zal gegrondvest worden | er zal gegrondvest zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gegrondvest worden | er zou gegrondvest zijn | |||||||||
lijdende vorm gegrondvest worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gegrondvest worden | gegrondvest te worden | ||||||||
toekomend | gegrondvest zullen worden | gegrondvest te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gegrondvest zijn | gegrondvest te zijn | ||||||||
toekomend | gegrondvest zullen zijn | gegrondvest te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gegrondvest | wordt gegrondvest | wordt gegrondvest | wordt gegrondvest | wordt gegrondvest | worden gegrondvest | worden gegrondvest | worden gegrondvest | |||
verleden (o.v.t.) | werd gegrondvest | werd gegrondvest | werd gegrondvest | werdt gegrondvest | werd gegrondvest | werden gegrondvest | werden gegrondvest | werden gegrondvest | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gegrondvest worden | zult gegrondvest worden | zult gegrondvest worden | zult gegrondvest worden | zal gegrondvest worden | zullen gegrondvest worden | zullen gegrondvest worden | zullen gegrondvest worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gegrondvest worden | zou gegrondvest worden | zou/zoudt gegrondvest worden | zoudt gegrondvest worden | zou gegrondvest worden | zouden gegrondvest worden | zouden gegrondvest worden | zouden gegrondvest worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gegrondvest | bent gegrondvest | bent/is gegrondvest | zijt gegrondvest | is gegrondvest | zijn gegrondvest | zijn gegrondvest | zijn gegrondvest | |||
verleden (v.v.t.) | was gegrondvest | was gegrondvest | was gegrondvest | waart gegrondvest | was gegrondvest | waren gegrondvest | waren gegrondvest | waren gegrondvest | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gegrondvest zijn | zult gegrondvest zijn | zult gegrondvest zijn | zult gegrondvest zijn | zal gegrondvest zijn | zullen gegrondvest zijn | zullen gegrondvest zijn | zullen gegrondvest zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gegrondvest zijn | zou gegrondvest zijn | zou/zoudt gegrondvest zijn | zoudt gegrondvest zijn | zou gegrondvest zijn | zouden gegrondvest zijn | zouden gegrondvest zijn | zouden gegrondvest zijn |