grondvest
- grond·vest
- zn: leenvertaling van Duits Grundfeste, op te vatten als samenstelling van grond zn en veste zn "in de oude betekenis "vastigheid"" [1] [2]
- ww: grondvesten zonder de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grondvest | grondvesten |
verkleinwoord |
de grondvest v
- (verouderd) (bouwkunde) constructie in de grond die een stevige basis vormt om er een gebouw op te bouwen
- (verouderd) (figuurlijk) onveranderlijk en onmisbaar uitgangspunt voor verdere activiteit, organisatie of redenering
- Het enkelvoud wordt vanaf de 18e eeuw nauwelijks meer gebruikt, het meervoud is gangbaar gebleven.
vervoeging van |
---|
grondvesten |
grondvest
- enkelvoud tegenwoordige tijd van grondvesten
- gebiedende wijs van grondvesten
- Het woord grondvest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grondvest" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ grondvest op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Hierusalem verwoest.” (1620), Dirck Pietersz., Amsterdam, p. 2
- ↑ Weblink bron Hendrik Smeeks (ed. P.J. Buijnsters)“Beschryvinge van het magtig Koningryk Krinke Kesmes.”, herdruk (1976; 1e druk 1708), W.J. Thieme & Cie, Zutphen, ISBN 90 03 21770 X, p. 157 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be