• gla·di·us
  • [1] van Latijn gladius
  • [2] omdat de vorm aan de kling van een kort Romeins zwaard doet denken
enkelvoud meervoud
naamwoord gladius gladii
gladiussen
verkleinwoord - -

de gladiusm

  1. (militair) kort tweesnijdend zwaard, zoals Romeinse voetsoldaten gebruikten
    • De Romeinse infanterie droeg een tamelijk korte gladius, zien we. [1]
    • Hij trok zijn gladius en richtte de punt op mijn keel. [2]
    • De vondsten van zowel aanvals- als verdedigingswapens (gladius, dolk, pilum aan de ene en helm, pantser en schild aan de andere kant) bewijzen de aanwezigheid van zwaarbewapend voetvolk, dus van Romeinse legioensoldaten. [3]
  2. (dierkunde) veervormige inwendige schelp van inktvissen, opgebouwd uit chitine
    • Ik geloof mijn ogen niet ais, 100 m verderop, de bijna intacte gladius van 32 cm daar zo maar op het strand ligt. Ter verduidelijking : de gladius van een pijlinktvis ziet er uit ais een langwerpige plastiekachtige veer, is hoomachtig, kleurloos en doorzichtig, heeft een versterkende diepe nerf (met 3 ribben) die geleidelijk wat verbreedt naar de kopzijde toe. [4]


gladius m

  1. (militair) gladius, kort zwaard zoals legionairs dat gebruikten
  2. (figuurlijk) dood, moord
  3. (straattaal) penis