• ge·tikt
  • vervoeging van tikken: de stam met omvoegsel ge- -t [1]
  • In figuurlijke zin, elliptisch uit de uitdrukking van lotje getikt zijn. [2]

getikt

  1. met een typemachine of computer getypt
    • Ik leverde mijn getikte sollicitatiebrief in. 
  2. (figuurlijk) niet goed bij zijn hoofd, gek, dom (door een klap, tik e.d. aan het hoofd)
    • De getikte man dacht dat hij een briljante uitvinder was, want hij dacht dat hij het eerst werkende perpetuum mobile had uitgevonden. 
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]