tapé

  1. (spreektaal) gek, maf, getikt, lijp
    «Il roule comme un tapé ce mec, je monte plus dans sa voiture!»
    Die kerel rijdt als een gek, ik stap niet meer in zijn auto! [1]


vervoeging van
tapar

tapé

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van tapar