gegeerd
- ge·geerd
- [1] vervoeging van geren: de stam met omvoegsel ge- -d "begeren" [1]
- [2] pseudodeelwoord afgeleid van geer zn met het omvoegsel ge- -d, tegenwoordig ook op te vatten als vervoeging van geren: de stam met omvoegsel ge- -d "schuin aflopen" [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gegeerd | gegeerder | gegeerdst |
verbogen | gegeerde | gegeerdere | gegeerdste |
partitief | gegeerds | gegeerders | - |
gegeerd
- in trek, gewild
- Dat is een gegeerde passage uit die opera.
- (heraldiek) met driehoekige vlakken (geren) bezet
- Almere heeft een wapenschild dat gegeerd is van acht stukken.
- [1] Uitsluitend in België tot de standaardtaal behorend.
- [2] De heraldische betekenis kent vanwege de absolute betekenis geen trappen van vergelijking.
vervoeging van: | geren… |
verbogen vorm: | gegeerde |
gegeerd
- voltooid deelwoord van geren
- Het woord gegeerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gegeerd" herkend door:
24 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ gegeerd op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be