Het wapen van Almere met acht geren.


  • geer
  • In de betekenis van ‘spits toelopende lap kleding of grond’ voor het eerst aangetroffen in 1135 [1]
  • [4] Herkomst: Hebreeuws, letterlijk: 'vreemdeling, bekeerling' [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord geer geren
verkleinwoord geertje geertjes
[4] enkelvoud meervoud
naamwoord geer geriem
verkleinwoord

de geerv / m

  1. (heraldiek) ieder van de gelijke driehoekige vakken die door gelijktijdig gebruik van een aantal hoofdlijnen ontstaan
    • Een wapen zoals dat van Almere met acht geren wordt "gegeerd van acht stukken" genoemd. 
  2. spits toelopende strook stof of papier. Bv. Mercator's globes waren beplakt met bedrukte geren.
  3. scheve zijde van een gebouw of stuk land
  4. (Jiddisch-Hebreeuws) niet-joodse man die volledig is overgegaan tot het jodendom, proseliet
vervoeging van
geren

geer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geren
    • Ik geer. 
  2. gebiedende wijs van geren
    • Geer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geren
    • Geer je? 
45 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[3]


geer

  1. edel