• pro·se·liet
enkelvoud meervoud
naamwoord proseliet proselieten
verkleinwoord proselietje proselietjes

de proselietv / m

  1. (religie) iemand die kort geleden tot een geloof is overgegaan
  2. (religie) (Jiddisch-Hebreeuws) geer, geer tsedek[4]
  3. iemand die kort geleden aanhanger van een bepaalde overtuiging is geworden
  • bekeerling (heeft wat minder de connotatie van een recente overgang)
22 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[5]