gareel
- ga·reel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘halsjuk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1294 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gareel | garelen |
verkleinwoord | gareeltje | gareeltjes |
het gareel o
- een juk voor trekdieren
- in het gareel lopen
volgzaam zijn, geen regels overtreden
1.
- Het woord gareel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gareel" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gareel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be