• trek·paard
  • In de betekenis van ‘paard dat een voertuig voorttrekt’ voor het eerst aangetroffen in 1422 [1]
  • Samenstelling van trek (van 'trekken') en paard.
enkelvoud meervoud
naamwoord trekpaard trekpaarden
verkleinwoord trekpaardje trekpaardjes

het trekpaardo

  1. (paardrijden) (verkeer) paard dat een voertuig trekt
    • Schaarbeek is de eerste Belgische gemeente die paarden inzet bij de ophaling van afval. De twee Ardense trekpaarden die de gemeente heeft aangekocht en enkele maanden heeft voorbereid op die taak, zullen voortaan ingeschakeld worden om een deel van de 800 openbare vuilnisbakken in de gemeente leeg te maken. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]