gaar
- Geluid: gaar (hulp, bestand)
- IPA: / ɣar / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /xaɹ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ʝar/
- gaar
- erfwoord via Middelnederlands van Oudnederlands garo, in de betekenis van ‘voldoende toebereid’ aangetroffen vanaf 901 [1] [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gaar | gaarder | gaarst |
verbogen | gare | gaardere | gaarste |
partitief | gaars | gaarders | - |
gaar
- (voeding) lang genoeg gekookt zodat het eetklaar is
- Aan tafel, het eten is al lang gaar, straks verpietert het nog.
- (informeel) duf, energieloos, futloos
- Ik ben gaar, ik denk dat ik te weinig geslapen heb.
- (informeel) (jongerentaal) zonderling
- wat is dat een gare gast, zeg
- (verouderd) Ten volle, geheel en al, ganschelijk
- Dat gaar recht zijn Uw wetten en voetpaden.
- Gansch en gaar.
vervoeging van |
---|
garen |
gaar
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van garen
- Ik gaar.
- gebiedende wijs van garen
- Gaar!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van garen
- Gaar je?
- Het woord gaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ gaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "gaar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
gaar
- verouderde spelling of vorm van går tot 1917
gaar
- verouderde spelling of vorm van går tot 1917