overgaar
- over·gaar
- samenstelling van over bw en gaar bn [1] [2]
- [2] intensiverende vorm
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | overgaar | overgaarder | overgaarst |
verbogen | overgare | overgaardere | overgaarste |
partitief | overgaars | overgaarders | - |
overgaar
- (pejoratief) (kookkunst) te lang gekookt
- ▸ Leg de oesters op een fijn rooster over de hete kolen. Laat ongeveer twee minuten garen. Let erop dat ze niet te lang blijven liggen, want dan worden ze overgaar en taai.[3]
- (kookkunst) erg lang gekookt en daardoor heel zacht geworden
- ▸ Wat heeft het in godsnaam voor zin te meten of kinderen een ‘gemiddelde voorkeur’ voor rauwe, halfgaar, gaar of overgaar gekookte bloemkool en broccoli hebben?[4]
- Het woord 'overgaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ overgaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Sam de Voogt“Oesters op de barbecue” (29 augustus 2019) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Wim Köhler“Lekker veel gebakken lucht in de kranten en de wetenschap” (28 februari 2015) op nrc.nl