Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·re

Bijvoeglijk naamwoord

gare

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gaar

Werkwoord

vervoeging van
garen

gare

  1. aanvoegende wijs van garen


Middelnederlands

Zelfstandig naamwoord

gare

  1. m begeerte, lust, ijver
    «Die nyemare, dat onse vianden met gare herwert comen.»
    Het nieuws dat onze vijanden met begeerte hierheen komen.
  2. v wapenrusting, uitrusting