foxtrot
- fox·trot
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘dans’ voor het eerst aangetroffen in 1919 [1]
- van Engels foxtrot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | foxtrot | foxtrots |
verkleinwoord | foxtrotje | foxtrotjes |
de foxtrot m
- (dans), (muziek) stijldans in vierkwartsmaat
- (taalkunde) spelwoord van het ITU/NAVO-spellingalfabet voor de letter f
- [2] Ferdinand
- [1] foxtrotten
- [1] slowfox , quickstep, dansmuziek, dansorkest
vervoeging van |
---|
foxtrotten |
foxtrot
- enkelvoud tegenwoordige tijd van foxtrotten
- gebiedende wijs van foxtrotten
- Het woord foxtrot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "foxtrot" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "foxtrot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- samenstelling van fox zn "vos" en trot ww "lopen, draven" , dus letterlijk: vossendraf
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to foxtrot |
he/she/it | foxtrots |
verleden tijd | foxtrotted |
voltooid deelwoord |
foxtrotted |
onvoltooid deelwoord |
foxtrotting |
gebiedende wijs | foxtrot |
foxtrot
enkelvoud | meervoud |
---|---|
foxtrot | foxtrots |
foxtrot