dansorkest
  • dans·or·kest
enkelvoud meervoud
naamwoord dansorkest dansorkesten
verkleinwoord dansorkestje dansorkestjes

het dansorkesto

  1. orkest dat dansmuziek speelt
    • Silberberg zoekt en luistert naar bekende en obscure opnames uit de jaren dertig. Hij zet de muziek op papier en laat die uitvoeren door zijn eigen dansorkestje ‘Mala Orkiestra Dancingowa’. Zelf is hij de pianist. Telkens als Silberberg genoeg geld heeft verdiend met zijn reguliere baan - genealogieonderzoeker bij het Joods Historisch Instituut van Warschau - treedt het orkestje op. „Ik betaal de musici, omdat ik de muziek alleen door beroeps wil laten uitvoeren. Als je dit doet, moet je het goed doen.”[1] 
  1. NRC Pieter van Os 4 mei 2017