• for·mi·ca
  • In de betekenis van ‘harde kunststof’ voor het eerst aangetroffen in 1962 [1]
  • van de Engelse merknaam Formica, letterlijk "for mica" omdat onder dit merk eerst een kunststof werd gemaakt die als vervanger voor mica was bedoeld [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord formica -
verkleinwoord - -

het formicao

  1. (materiaalkunde) heel harde, gladde kunststof van vezels versterkt met melaminehars, vaak gebruikt voor gemakkelijk schoon te houden tafelbladen
stellend
onverbogen formica
verbogen -

formica

  1. van met melaminehars versterkte vezels
83 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[3]


  • for·mi·ca
enkelvoud meervoud
formica formiche
  • IPA: /forˈmika/

formica v

  1. (vliesvleugeligen) mier
  • IPA: /ˈfɔrmika/

formica v

  1. (materiaalkunde) formica


formica v

  1. (vliesvleugeligen) mier