formica
- for·mi·ca
- In de betekenis van ‘harde kunststof’ voor het eerst aangetroffen in 1962 [1]
- van de Engelse merknaam Formica, letterlijk "for mica" omdat onder dit merk eerst een kunststof werd gemaakt die als vervanger voor mica was bedoeld [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | formica | - |
verkleinwoord | - | - |
het formica o
- (materiaalkunde) heel harde, gladde kunststof van vezels versterkt met melaminehars, vaak gebruikt voor gemakkelijk schoon te houden tafelbladen
stellend | |
---|---|
onverbogen | formica |
verbogen | - |
formica
- van met melaminehars versterkte vezels
- Het woord formica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "formica" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "formica" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ formica op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- for·mi·ca
enkelvoud | meervoud |
---|---|
formica | formiche |
- IPA: /forˈmika/
formica v
- IPA: /ˈfɔrmika/
formica v
formica v
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | formica | formicae |
genitief | formicae | formicārum |
datief | formicae | formicīs |
accusatief | formicam | formicās |
ablatief | formicā | formicīs |
vocatief | formica | formicae |