Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Fokker


  • fok·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord fokker fokkers
verkleinwoord fokkertje fokkertjes

de fokkerm

  1. (beroep) iemand die (als beroep of uit liefhebberij) dieren houdt met de bedoeling hun voortplanting zo te laten verlopen dat hun nageslacht bepaalde erfelijke eigenschappen zal vertonen
     De meeste fokkers en handelaren doen weliswaar gewetensvol hun werk en verkopen gezonde dieren, zegt ze, maar dieren worden ondertussen ook druk gefokt voor tentoonstellingen, en daar gaat het nu juist om de uiterlijke kenmerken.[6]
  2. (verouderd) iemand die heel rijk is
     Hij is een rijke fokker.[7]
  3. (verouderd) (straattaal) rondtrekkende arme dakloze
99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[8]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. fokker (iemand die fokt) op website: Etymologiebank.nl
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. fokker (rijkaard) op website: Etymologiebank.nl
  5. fokker (zwerver) op website: Etymologiebank.nl
  6.   Weblink bron
    Gijsbert van Es
    “Ze zien er schattig uit, maar doorgefokte huisdieren hebben vaak allerlei afwijkingen” op nrc.nl  
  7.   Weblink bron
    J.P. Sprenger van Eijk
    “Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk en het landleven ontleend.” (1844), J. van Baalen & zoon, Rotterdam, p. 8
  8.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be