rijkaard
- rijk·aard
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijkaard | rijkaards |
verkleinwoord |
de rijkaard m
- iemand die heel rijk is
- Net als Toergenjev, Tolstoj en Tsjechov in hun verhalen stelden de Peredvizhniki in hun schilderijen het leven van gewone Russen centraal. In Repins meesterproef zijn de hoofdrollen niet weggelegd voor historische of mythologische personages, maar voor elf afgepeigerde, zonverbrande buitenboordslaven die langs de oever van de Wolga lopen met een boot aan trekbanden achter zich aan. In andere schilderijen gaat een boerenkind voor het eerst naar de dorpsschool, zit een jongeman met een trekharmonica op een havenhoofd uit te kijken over het water, treuren twee weeskinderen bij een graf en barst een arm meisje in een bruidsjurk in snikken uit omdat ze moet trouwen met een bejaarde rijkaard. (De oude bok kijkt beteuterd toe.) [2]
1.iemand die heel rijk is
- Het woord rijkaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijkaard" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC ijsbert van der Wal 3 oktober 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be