fijnmalen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van fijnmalen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | fijnmalen | fijn te malen | ||||||||
toekomend | zullen fijnmalen fijn zullen malen |
te zullen fijnmalen fijn te zullen malen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben fijngemalen | te hebben fijngemalen | ||||||||
toekomend | fijngemalen zullen hebben | fijngemalen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
fijnmalend | fijngemalen | ev. maal fijn |
mv. verouderd maalt fijn |
male fijn (bijzin) fijnmale | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | maal fijn | maalt fijn | maalt fijn | maalt fijn | maalt fijn | malen fijn | malen fijn | malen fijn | |||
verleden (o.v.t.) | maalde fijn | maalde fijn | maalde fijn | maalde fijn | maalde fijn | maalden fijn | maalden fijn | maalden fijn | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal fijnmalen | zult/zal fijnmalen | zult/zal fijnmalen | zult fijnmalen | zal fijnmalen | zullen fijnmalen | zullen fijnmalen | zullen fijnmalen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou fijnmalen | zou fijnmalen | zou(dt) fijnmalen | zoudt fijnmalen | zou fijnmalen | zouden fijnmalen | zouden fijnmalen | zouden fijnmalen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | fijnmaal | fijnmaalt | fijnmaalt | fijnmaalt | fijnmaalt | fijnmalen | fijnmalen | fijnmalen | |||
verleden (o.v.t.) | fijnmaalde | fijnmaalde | fijnmaalde | fijnmaalde | fijnmaalde | fijnmaalden | fijnmaalden | fijnmaalden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal fijnmalen fijn zal malen |
zult/zal fijnmalen fijn zult/zal malen |
zult/zal fijnmalen fijn zult/zal malen |
zult fijnmalen fijn zult malen |
zal fijnmalen fijn zal malen |
zullen fijnmalen fijn zullen malen |
zullen fijnmalen fijn zullen malen |
zullen fijnmalen fijn zullen malen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou fijnmalen fijn zou malen |
zou fijnmalen fijn zou malen |
zou(dt) fijnmalen fijn zou(dt) malen |
zoudt fijnmalen fijn zoudt malen |
zou fijnmalen fijn zou malen |
zouden fijnmalen fijn zouden malen |
zouden fijnmalen fijn zouden malen |
zouden fijnmalen fijn zouden malen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb fijngemalen | hebt fijngemalen | hebt/heeft fijngemalen | hebt fijngemalen | heeft fijngemalen | hebben fijngemalen | hebben fijngemalen | hebben fijngemalen | |||
verleden (v.v.t.) | had fijngemalen | had fijngemalen | had fijngemalen | hadt fijngemalen | had fijngemalen | hadden fijngemalen | hadden fijngemalen | hadden fijngemalen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal fijngemalen hebben | zal/zult fijngemalen hebben | zult/zal fijngemalen hebben | zult fijngemalen hebben | zal fijngemalen hebben | zullen fijngemalen hebben | zullen fijngemalen hebben | zullen fijngemalen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou fijngemalen hebben | zou fijngemalen hebben | zou/zoudt fijngemalen hebben | zoudt fijngemalen hebben | zou fijngemalen hebben | zouden fijngemalen hebben | zouden fijngemalen hebben | zouden fijngemalen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm fijngemalen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt fijngemalen | er is fijngemalen | |||||||||
verleden | er werd fijngemalen | er was fijngemalen | |||||||||
toekomend | er zal fijngemalen worden | er zal fijngemalen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou fijngemalen worden | er zou fijngemalen zijn | |||||||||
lijdende vorm fijngemalen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | fijngemalen worden | fijngemalen te worden | ||||||||
toekomend | fijngemalen zullen worden | fijngemalen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | fijngemalen zijn | fijngemalen te zijn | ||||||||
toekomend | fijngemalen zullen zijn | fijngemalen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word fijngemalen | wordt fijngemalen | wordt fijngemalen | wordt fijngemalen | wordt fijngemalen | worden fijngemalen | worden fijngemalen | worden fijngemalen | |||
verleden (o.v.t.) | werd fijngemalen | werd fijngemalen | werd fijngemalen | werdt fijngemalen | werd fijngemalen | werden fijngemalen | werden fijngemalen | werden fijngemalen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal fijngemalen worden | zult fijngemalen worden | zult fijngemalen worden | zult fijngemalen worden | zal fijngemalen worden | zullen fijngemalen worden | zullen fijngemalen worden | zullen fijngemalen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou fijngemalen worden | zou fijngemalen worden | zou/zoudt fijngemalen worden | zoudt fijngemalen worden | zou fijngemalen worden | zouden fijngemalen worden | zouden fijngemalen worden | zouden fijngemalen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben fijngemalen | bent fijngemalen | bent/is fijngemalen | zijt fijngemalen | is fijngemalen | zijn fijngemalen | zijn fijngemalen | zijn fijngemalen | |||
verleden (v.v.t.) | was fijngemalen | was fijngemalen | was fijngemalen | waart fijngemalen | was fijngemalen | waren fijngemalen | waren fijngemalen | waren fijngemalen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal fijngemalen zijn | zult fijngemalen zijn | zult fijngemalen zijn | zult fijngemalen zijn | zal fijngemalen zijn | zullen fijngemalen zijn | zullen fijngemalen zijn | zullen fijngemalen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou fijngemalen zijn | zou fijngemalen zijn | zou/zoudt fijngemalen zijn | zoudt fijngemalen zijn | zou fijngemalen zijn | zouden fijngemalen zijn | zouden fijngemalen zijn | zouden fijngemalen zijn |