Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fijn·maalt

Werkwoord

vervoeging van
fijnmalen

fijnmaalt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fijnmalen
    • ... dat jij fijnmaalt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fijnmalen
    • ... dat hij fijnmaalt.