fielden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van fielden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | fielden | te fielden | ||||||||
toekomend | zullen fielden | te zullen fielden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gefield | te hebben gefield | ||||||||
toekomend | gefield zullen hebben | gefield te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
fieldend | gefield | ev. field |
mv. verouderd fieldt |
fielde | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | field | fieldt | fieldt | fieldt | fieldt | fielden | fielden | fielden | |||
verleden (o.v.t.) | fieldde | fieldde | fieldde | fieldde | fieldde | fieldden | fieldden | fieldden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal fielden | zult/zal fielden | zult/zal fielden | zult fielden | zal fielden | zullen fielden | zullen fielden | zullen fielden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou fielden | zou fielden | zou(dt) fielden | zoudt fielden | zou fielden | zouden fielden | zouden fielden | zouden fielden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gefield | hebt gefield | hebt/heeft gefield | hebt gefield | heeft gefield | hebben gefield | hebben gefield | hebben gefield | |||
verleden (v.v.t.) | had gefield | had gefield | had gefield | hadt gefield | had gefield | hadden gefield | hadden gefield | hadden gefield | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefield hebben | zal/zult gefield hebben | zult/zal gefield hebben | zult gefield hebben | zal gefield hebben | zullen gefield hebben | zullen gefield hebben | zullen gefield hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefield hebben | zou gefield hebben | zou/zoudt gefield hebben | zoudt gefield hebben | zou gefield hebben | zouden gefield hebben | zouden gefield hebben | zouden gefield hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gefield worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gefield | er is gefield | |||||||||
verleden | er werd gefield | er was gefield | |||||||||
toekomend | er zal gefield worden | er zal gefield zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gefield worden | er zou gefield zijn | |||||||||
lijdende vorm gefield worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gefield worden | gefield te worden | ||||||||
toekomend | gefield zullen worden | gefield te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gefield zijn | gefield te zijn | ||||||||
toekomend | gefield zullen zijn | gefield te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gefield | wordt gefield | wordt gefield | wordt gefield | wordt gefield | worden gefield | worden gefield | worden gefield | |||
verleden (o.v.t.) | werd gefield | werd gefield | werd gefield | werdt gefield | werd gefield | werden gefield | werden gefield | werden gefield | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gefield worden | zult gefield worden | zult gefield worden | zult gefield worden | zal gefield worden | zullen gefield worden | zullen gefield worden | zullen gefield worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gefield worden | zou gefield worden | zou/zoudt gefield worden | zoudt gefield worden | zou gefield worden | zouden gefield worden | zouden gefield worden | zouden gefield worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gefield | bent gefield | bent/is gefield | zijt gefield | is gefield | zijn gefield | zijn gefield | zijn gefield | |||
verleden (v.v.t.) | was gefield | was gefield | was gefield | waart gefield | was gefield | waren gefield | waren gefield | waren gefield | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefield zijn | zult gefield zijn | zult gefield zijn | zult gefield zijn | zal gefield zijn | zullen gefield zijn | zullen gefield zijn | zullen gefield zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefield zijn | zou gefield zijn | zou/zoudt gefield zijn | zoudt gefield zijn | zou gefield zijn | zouden gefield zijn | zouden gefield zijn | zouden gefield zijn |