fielden
- fiel·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fielden |
fieldde |
gefield |
zwak -d | volledig |
fielden
- inergatief (sport) (honkbal, softbal, cricket) als ploeg een verdedigende beurt hebben, waarbij de spelers verspreid over het veld opgesteld proberen de bal te vangen en te verhinderen dat de tegenstander scoort
- Dank zij het schitterende fielden van de Schiedammers, die acht tegenstanders door vangen uitschakelden, en het goede bowlen van Carey (4 voor 29) en Dulfer (3 voor 38) was Somerset na 45 overs all out voor 210 runs. [1]
- overgankelijk (sport) (honkbal, softbal, cricket) opvangen van een door de slagman weggeslagen bal
- Mike was linkshandig, maar er was geen geld geweest om een speciale handschoen voor hem te kopen, dus had Mike geleerd om de bal te fielden, zijn handschoen uit te trekken en te gooien. [2]
- Het woord fielden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fielden" herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "Excelsior '20 zorgt tegen Somerset wel voor sensatie" in: Trouw jrg. 53 nr. 15582 (7 augustus 1995); p. 11 kol. 2; geraadpleegd 2018-06-10
- ↑ Baldacci, D. (vert. R. Neehus)Vuil spel (1999) Bruna Uitgevers, Utrecht; ISBN 9789044961614; hfst. 29; geraadpleegd 2018-06-10
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be