• feed·back
  • van Engels feedback, in de betekenis van ‘terugkoppeling’ voor het eerst aangetroffen in 1957 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord feedback -
verkleinwoord

de feedbackm

  1. (communicatie) terugkoppeling [2]
     Ik wil in het bijzonder mijn vrouw bedanken voor haar advies als redacteur: ze gaf steeds realistische feedback en ik had het boek niet zonder haar hulp kunnen schrijven.[3]
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
feedback feedbacks

feedback

  1. (communicatie) feedback, terugkoppeling [2]
  2. (elektronica) terugkoppeling [1]
vervoeging
onbepaalde wijs to  feedback 
he/she/it  feedbacks 
verleden tijd  feedbacked 
voltooid
deelwoord
 feedbacked 
onvoltooid
deelwoord
 feedbacking 
gebiedende wijs  feedback 

feedback

  1. overgankelijk van feedback voorzien
  2. overgankelijk via feedback overbrengen