• far·ce
  • van Frans farce, oorspronkelijk "vulling", later ook "klucht, blijspel" (omdat die als opvulling in een programma gebruikt werden), in de betekenis van ‘dwaze grap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1617, de pejoratieve, figuurlijke betekenis heeft zich weer hieruit ontwikkeld [1][2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord farce farcen, farces
verkleinwoord

de farcev / m

  1. (figuurlijk) (pejoratief) belachelijke of misleidende gang van zaken
    • Dat optreden van die twee oude vrouwen was een farce. 
     De openbaarheid die zo vaak gepredikt wordt, blijkt in de praktijk maar al te vaak een farce, zich uitend in tergende obstructie waarna de rechter er aan te pas moet komen.[4]
  2. (toneel) humoristisch theaterstuk, met in het plot veelal een samenloop van omstandigheden die tot hilariteit/hilarische momenten leiden
     De vraag naar 'het komische' van de farce is welbeschouwd onnodig: de komische kracht van de farce ligt precies in de mechanische, machinale structuur die de farce in haar ogen als genre definieert.[5]
  3. (voeding) (kookkunst) vulsel of vulling voor gerechten, meestal op basis van fijngehakt vlees of vis
     Snijd 1 kipfilet in stukjes en pureer deze in een keukenmachine, samen met 1 ei, knoflook en room, tot een zogenaamde farce.[6]
87 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[7]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. farce op website: Etymologiebank.nl
  3. "farce" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4.   Weblink bron “WhatsApp en sms van beleidspersonen zijn toch echt documenten” (1 april 2019) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Femke Kramer
    “Mooi vies, knap lelijk: grotesk realisme in rederijkerskluchten” (april 2009), Verloren, Hilversum, ISBN 9087040652, p. 48
  6.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Gevulde Kipfilet” op 24kitchen.nl
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
farce farces

farce

  1. (toneel) klucht
  2. (figuurlijk) (pejoratief) schertsvertoning


  • Van het Latijnse farsa, het voltooid deelwoord van farcire, "vullen".
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  farce     la farce     farces     les farces  

farce v

  1. (toneel) klucht, blijspel
  2. (kookkunst) (voeding) vulling

farce

  1. lachwekkend, komisch, hilarisch